Preek met Kerstmis, 26 december 2026

De december postzegels tonen dit jaar afbeeldingen van sprookjes, met een mooi boekje erbij met het verhaal van die sprookjes. In een zakelijke, nuchtere, en vaak keiharde wereld is het goed om te dromen over wonderen. Wij komen nu bij hier elkaar voor het wonder van kerstmis, het wonder van het kind dat in Bethlehem geboren is, en dat is geen sprookje. Het is niet zomaar een kind. Het wonder is dat God mens is geworden. 
Op de icoon van Kerstmis kijkt Maria haar kind niet aan. Het Mysterie van Gods menswording is zo groot dat het niet te bevatten is. ‘Zij waren verwonderd om wat de herders over dit kind vertelden’, zo vertelt het evangelie van Lucas. En vervolgens:  Maria overdacht dit alles en ze bewaarde het in haar hart.

Beste mensen, kunnen wij ons nog verwonderen, hebben wij oog voor het wonder? Onverwachts kan het wonder van ons bestaan tot ons doordringen. Twee jaar geleden had ik een bijzondere ervaring. Ik was bij de opticien en het bleek dat ik staar had en dat ik na een staaroperatie met nieuwe lenzen weer heel goed zou kunnen kijken. Ik liep de winkel uit en toen drong het tot mij door: ik heb lenzen waardoor ik kan zien. Ze zijn na 80 jaar wel wat aan het slijten, maar toch. Lenzen, misschien wel van stofjes uit verre sterrenstelsels. Dit kan geen toeval zijn, dit is zo ingenieus, hier moet een gigantisch brein achter zitten wat verwijst naar God. Dit werd voor mij een openbaring van Gods scheppingsmacht heel dichtbij, in mijn eigen lijf. En ik besefte ook: God heeft ons mensen de macht gegeven zijn schepping te verbeteren zoals met kunststof lenzen. God en mensen werken hier samen.
De Heilige Augustinus schreef dat mensen het wonder in alledaagse dingen vaak niet opmerken. Dat er bomen groeien vinden mensen heel gewoon: ze zien het wonder niet dat die bomen uit een klein zaadje omhoog schieten. Wij hebben ogen om te zien. Hiermee zijn we geschapen om tot ontmoeting te komen met de wereld om ons heen, met de natuur, met dieren en met medemensen.

Een van de sprookjes van PostNL vertelt over een prinses die een kostbare bal kwijt was en dan brengt een kikker die bal bij haar terug. Die kikker vraagt de prinses of ze hem zal kussen. Ze schrikt ervoor terug, om een kikker te kussen, tot ze hem in de ogen ziet, wat een bijzondere ogen! En ze kust hem. Door die kus verandert de kikker in een knappe prins want hij was betoverd. De prinses wordt verliefd op hem. Ook voor ons gebeurt er vaak iets wonderlijks als we een medemens echt in de ogen zien. Iets van God zelf kan ons in de ogen van die ander aankijken. In het kerstverhaal zijn het vreemdelingen, wijzen van verre, en herders, marginale mensen waar op werd neergezien, die het pasgeboren kind ontdekken en hoofdrolspelers worden. God is mens geworden opdat wij het goddelijke in mensen zouden ontdekken  En wij op onze beurt mogen in een vreemdeling en of in een marginale mens, een verschoppeling,  iets van God zelf zien. Waar is God vragen veel mensen zich af in deze tijd? Tirannen hebben het in deze wereld voor het zeggen. Ze bestoken vijanden met bommen of dreigen met handelstarieven. Ze snoeren de mond van mensen die hen tegenspreken.
Het wonder van Kerstmis is dat de tiran Herodes bang is voor een pasgeboren kind. En dit kind is het tegendeel van een tiran.
Gisteren kreeg ik een mail van een vrouw in Kiev. Waar je je leven niet zeker bent door de herhaalde aanvallen, waar je in de kou zit, daar schrijft ze: “Christ is coming!” Christus komt! Dat is voor haar de hoop.

vader Paul

 

Preek op de 23e zondag na Pinksteren, 16 november 2025    

In mijn woonkamer hangt een mooie oude Friese staartklok. Hij was ooit stuk gegaan, en jarenlang stond ie stil. Maar onlangs heeft iemand hem gerepareerd. Nu hoor ik hem rustig en waardig tikken en slaan op de hele en halve uren, en ik ervaar zo dat we in de tijd leven op weg naar de eeuwigheid. Het relativeert alle haast en drukte. In onze maatschappij wordt alles steeds sneller, we zien nu al kerstbomen. Het tikken van mijn klok versterkt ook de vrede die ik vind bij het mediteren en bidden.
Wat doet het gebed met ons?  Ik las een interview met de bekende Duitse Monnik Anselm Grün. Hij was onlangs even in Nederland. Hij leert ons hoe wij beter tot onszelf kunnen komen. Hij zegt: je hoeft niet de béste versie van jezelf te worden, maar probeer de échte versie van jezelf te zijn.

Vandaag de dag  leven we met wanen, de waan van perfectionisme dat er niets aan je mag mankeren,. De waan van de haast, dat er nog van alles moet gebeuren: die film moet je gezien hebben, dat boek moet je gelezen hebben. De waan dat je succes moet hebben, de waan dat je rijk moet zijn. Die waan wordt waanzin met als exces beloningen voor iemand als Elon Musk. De waan is vooral dat we enkel op en voor  onszelf bestaan. Maar deze wanen leiden niet tot de echte versie van ons zelf. Die vinden we pas als we inkeren tot het diepste in ons. Daar waar God in ons woont, waar we helemaal verbonden zijn met God. En van daaruit worden we verbonden met de mensen en de wereld om ons heen.
Wanen, we horen ervan in het evangelie van vandaag. Jezus geneest een bezeten man van zijn wanen, zijn demonen. Daardoor was die man zichzelf niet meer, maar een gevaar voor zichzelf en anderen. Jezus geneest die man. Jezus is een therapeut, ook voor ons in deze hectische tijd. Jezus brengt ons terug bij het fundament van ons zelf, dat in God rust. En als je bij dat fundament komt hoef je niet meer bang te zijn over wat de buitenwereld van je vindt. Je bent voor je geluk niet meer afhankelijk van de goedkeurig van anderen.
Maar als je vanuit die innerlijke rust weer de buitenwereld ingaat ontmoet je ook mensen die je irriteren, aan wie je aanstoot neemt. Ook dat is een les, want in de mensen aan wie je je ergert ontmoet je je ook iets van jezelf, je eigen schaduwkanten, je eigen onvolmaaktheden. Je bent niet volmaakt. En dat is maar goed ook, want anders zou je hoogmoedig worden.

En toch accepteert God ons met onze gebreken. Maar wie door inkeer en gebed meer inzicht heeft gekregen, ziet ook wat er mis is in de maatschappij. Dan wordt je kritisch en als je dit uitspreekt wordt het je niet altijd in dank afgenomen. We horen in het evangelie dat de omstanders van de genezing van de bezeten man Jezus vragen om van hun weg te gaan. Een therapeut zoals Jezus kan heel dichtbij je komen, en dat wordt soms als bedreigend ervaren omdat je door Jezus niet meer kan blijven doorgaan met te doen zoals je gewend was. We moeten ons losmaken van wat ons hindert om de echte mens te zijn zoals God die bedoeld heeft, en onze medemens te helpen te zijn wie die in de ogen van God is. En zo kunnen we voorbij alle wanen dichter bij Gods koninkrijk  komen.

vader Paul

 

Preek op de 19e zondag na Pinksteren, 19 oktober 2025

In het evangelie van vandaag zegt Jezus dat wij onze vijanden moeten beminnen. Hoe moeten we dit opvatten?  Ik sprak laatst na een kerkdienst een jonge vrouw die wel als baby katholiek gedoopt was, maar weinig of geen uitleg of opvoeding in het geloof had gekregen. Zij had in veel landen van de wereld gereisd en was nieuwsgierig naar de religies die zij daar aantrof. Na die lange zoektocht was zij toch weer bij het geloof van haar doopsel uitgekomen, het katholieke geloof. Want zei ze, op het kruis bad Jezus om vergeving voor zijn beulen, die hem kruisigden. Jezus wist dat er in elk mens, al is dat nog zo verborgen iets goddelijks aanwezig is. Want ieder mens is geschapen naar het beeld van God. Aldus deze jonge vrouw. En zo mogen wij van Jezus leren om onze vijand lief te hebben.

Nu zal niet ieder van ons een persoonlijke vijand hebben, iemand die jou naar het leven staat of met ernstig geweld bedreigt. Wel kunnen we allemaal in een conflict terecht komen door een botsing van tegenstrijdige belangen. Als ze je dan slecht behandeld hebben of gemene dingen van je gezegd hebben is het niet gemakkelijk om je tegenstanders te vergeven. Maar je hebt jezelf ermee als je blijft steken in wrok, en zeker als je wraakzuchtig wordt. Dan blijft jou dat beheersen en vindt je geen vrede. Vergeving helpt je om hiervan los te komen.

Maar los hiervan is er nog iets anders. En dan gaat het niet om vijandschap tegen een speciaal iemand. Maar om vijandschap tegenover een groep mensen. In Jezus’ tijd waren de Romeinen vijanden voor de Joden. Jezus ging niet mee in deze collectieve vijandigheid. Hij scheerde nooit mensen over één kam. Jezus genas de zoon van een Romeinse legerhoofdman en zei: zo’n groot geloof heb ik in heel Israël nog niet gezien. Wij hebben binnenkort verkiezingen. Maar aan dé stemming gaat ‘n stemming vooraf, een gemoedstoestand, een houding hoe je in het leven staat. In hoeverre is deze stemming bij ons bepaald door wat Jezus ons leert? 

In tijden van onrust, van dreiging of onzekerheid keert men zich in alle samenlevingen tegen een collectieve vijand. Een groep, soms een minderheid of een enkeling, maar bijna altijd onschuldig. Die collectieve vijand wordt dan de zondebok. In de 19e eeuw zagen protestanten katholieken als vijanden. Er kwamen toen in ons land weer bisschoppen. Men vreesde dat die werden aangestuurd door een buitenlandse paus in Rome. Momenteel worden moslims gewantrouwd. Zeker, er zijn moslims die aanslagen plegen, zoals IS, maar de meeste slachtoffers zijn moslims zelf. In ons land zijn de meeste moslims vredelievend die zich aanpassen aan onze democratische waarden. Toch worden zij als een vijandig gevaar gezien. Hetzelfde geldt voor asielzoekers. Er wordt dan geen onderscheid gemaakt tussen mensen die voor oorlog en geweld op de vluchtgingen, en hen die geen recht hebben om hier te blijven. Asielzoekers krijgen er de schuld van dat er hier te weinig woningen zijn. Het is het tegendeel van wat Jezus zegt: heb je vijand lief.
Als christenen kunnen wij vanuit ons geloof de tegenstellingen tussen in  ons land verkleinen, door goede contacten met mensen van buitenlandse afkomst, zo veel mogelijk en naar vermogen, soms ook door Nederlandse taallessen, of gastvrijheid en ander hulpbetoon. Jezus zelf is ons hierin voorgegaan.

vader Paul

 

Overweging op de zondag na het feest van Kruisverheffing.  21 sept.
(lezingen: Galaten 2, 16-21 en Marcus 8, 34-9, 1).

Medechristenen, deze zondag na het feest van Kruisverheffing verschaffen de lezingen op het eerste gehoor niet de meest gemakkelijk woorden. Dat deden deze worden uit het Evangelie ook al niet bij de leerlingen en bij de menigte, die de Heer om zich heen had, wanneer Hij hen als rabbi (als leraar) aansprak.Voorafgaande aan het gedeelte dat wij zojuist hoorden, geeft Jezus aan, dat de Mensenzoon – Die Hijzelf is – veel moet lijden, daarna ter dood wordt gebracht en drie dagen later zal verrijzen. Petrus reageert erop met de woorden: “Dat zal niet gebeuren.” 
Maar Jezus legt Petrus het zwijgen op, want Petrus laat zich leiden door menselijke overwegingen. Zo krijgt hij te horen: Is daar iets mis mee? Hoezeer zouden ook wij Petrus gelijk willen geven? Wie zou zijn/haar eigen vrienden, familie, dierbaren straffeloos laten uitleveren? Je komt juist op voor hen die schuldeloos worden bestraft! En je eigen leven prijsgeven? Waar is dat goed voor? Wat is er meer waard dan je eigen leven? Maar wat gebeurt er dan in het leven van alle dag, waar we zelf ook deel van uitmaken?

Maar al te goed moeten we bedenken, dat wij, mensen, ons niet altijd bewust zijn van de waarde van het leven. We genieten op velerlei wijzen van het leven; de één meer dan de ander. De grens ligt voor iedereen op een andere plaats. Waar voor de één de grens van eten en drinken, roken en drugsgebruik dichterbij of verder weg ligt, gaat de ander met het grootste gemak over die grenzen heen en vernietigt zo zijn of haar eigen leven. Waar de één de kantjes van werk en beschikbaarheid er vanaf loopt, stapelt de ander alle werk op zich en begeeft zich in een leven van jachten en jagen. Het appèl wat Jezus doet om onszelf geen schade toe te brengen, is om zorgvuldig met de schat van het leven om te gaan; niet om ons doen en laten achter slot en grendel te bewaren.

Er is een bekend verhaal dat menige collega in huwelijksviering heeft gebruikt: Het luidt aldus: een dochter, die voor haar huwelijksdag stond - en onder de indruk was van de goede verhouding tussen haar ouders –  vroeg aan haar moeder: “Hoe gaat dat nou met die liefde? Hoe houd je het vol?” De moeder bukte zich en vulde haar beide handen met zand van de grond. De ene hand hield zij open en het zand bleef liggen; met de vingers van de andere hand omvatte zij het zand, dat erin lag en kneep krampachtig de vingers samen. In die hand stroomde het zand tussen haar vingers op de grond. Op gegeven moment opende zij haar handen weer en zie: in de ene hand lag nog dezelfde hoeveel zand, terwijl de andere leeg was geworden. “Kind”, zo zei de moeder, “wees niet krampachtig om de liefde vast te houden, maar houd je hand open. Het geldt voor het hele leven. Naarmate we meer vasthouden aan wat onze eigen persoonlijke grenzen zijn, knijpen we het leven uit, dan doen we als Petrus: we laten ons leiden door onze persoonlijke, menselijke overwegingen. 
Het evangelie van dit uur daagt ons uit om ons af te vragen: “Waar ligt de waarde van ons, van mijn leven?” De Heer geeft ons het antwoord: “Wie zichzelf wil redden, zal verliezen”, dat wil zeggen wie op zichzelf gericht is, gaat het niet redden.

In de brief aan de Galaten - de eerste lezing van dit uur – stelt Paulus, dat onze taak in deze wereld open dient te staan voor de geest van Jezus Christus. Die taak gaat erom, dat wij elkaar met geduld verdragen, omdat we ook zelf niet volmaakt zijn, maar we mogen ons wel door God geroepen weten. Om het kruis – dat op zondag na Kruisverheffing een bijzondere plaats heeft – heeft Jezus zelf ook niet gevraagd, maar het is ook Hem overkomen. We eren het kruis, omdat het een teken van hoop, van leven en van toekomst is geworden, omdat Jezus ons daarin is voorgegaan; En het kruis was niet zijn levenseinde, maar de doorgang naar nieuw leven.

We staan tevens aan het begin van de Nationale Vredesweek. Vrede is niet puur nationaal, maar wereldwijd. Dat ervaren wij in onze dagen helaas maar al te goed. Vrede vraagt om actie. Weliswaar zijn wij – zo denk ik – geen politici, maar in de eerste toespraak bij zijn installatie sprak paus Leo in de wetenschap dat politici aanwezig waren: “Vrede vraagt niet om mensen die muren bouwen, maar om bruggenbouwers.” Bruggen zijn er in alle maten en die brengen mensen tot elkaar; ook voor ons valt er dus wat te doen. Het motto van dit jaar in de vredesweek luidt: “Niets doen is geen optie”.

Wanneer wij dit koppelen aan deze zondag na Kruisverheffing, kunnen wij dit op diverse manieren tonen: Kruisverheffing is dan:  hoop geven aan wie in angst leeft, toekomst bieden voor wie bang is, leven schenken door vrede/tevredenheid te schenken.


Vrede en alle goeds.
Amen.

vader Wim Tobé